
Topartikelen over uien
Uien
In Nederland werd in 2019 op iets minder dan 28.000 hectare zaai uien geteeld. Het areaal plantuien was in datzelfde jaar volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) negenduizend hectare. Als teeltwijzen kan er nog onderscheid worden gemaakt tussen zaaiuien, winteruien, picklers, eerstejaars plantuien, tweedejaars plantuien en zilveruien.
De ui is een tweejarige plant. In het eerste jaar wordt een bol gevormd, waarin reservevoedsel is opgeslagen. De bol bestaat uit een aantal vlezige en twee tot vier droge rokken. Die kunnen geel, rood of wit van kleur zijn. In het tweede jaar gaat de ui, nadat aan de behoefte voor vernalisatie is voldaan, bloeien en zaad vormen. Het is een overwegend kruisbestuivend gewas, wat de veredeling langdurig en kostbaar maakt.
Teeltvoorwaarden
In principe kunnen zaaiuien op een groot aantal grondsoorten worden geteeld. Bekalking van de grond tot pH-waarden hoger dan 4.0 gaf in (buitenlands) onderzoek geen opbrengstverhoging, zodat het traject van pH-waarden waarbij uien geteeld kunnen worden ruim lijkt. De voorkeur geniet volgens Wageningen Universiteit echter lichte klei- en zavelgronden waarvan de structuur en waterhuishouding in orde zijn. Belangrijk is dat de grond tijdens de oogst goed bewerkbaar is. Zwaardere kleigronden komen daarom alleen in aanmerking als de organische stofvoorziening grondbewerking mogelijk maakt. Zandgronden zijn minder geschikt in verband met stuifgevoeligheid en het feit dat op zandgrond de problemen met onkruid meestal groter zijn dan op klei- en zavelgrond. Ook is een ruime vruchtwisseling noodzakelijk.
Mechanisatie
Als het gaat om mechanisatie in uien dan gaat het om uienplanters, –rooiers, -klappers en -laders.